Archief voor mei, 2017

 

Beïnvloed door de tragische gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog begon de Amerikaan Stanley Milgram in 1963 een experiment om gehoorzaamheid te onderzoeken. Hoe kan de druk op iemand zo hoog zijn dat iemand gedrag vertoont dat hij of zij normaal niet zou doen?

Onderzoek binnen de sociale psychologie levert verschillende redenen voor de kracht van groepsdruk. In het bijzonder richtte Milgram zich in zijn experiment op gehoorzaamheid aan een autoriteit. Immers, als men slechts orders opvolgt van een autoriteit en de verantwoordelijkheid voor eigen handelen bij die ander legt, kan men tot veel dingen in staat zijn dacht Milgram.

Leraar versus leerling

Hij nodigde proefpersonen uit voor zijn experiment die werden toegewezen om als leraar een andere proefpersoon als leerling te onderwijzen. De proefpersoon hoefde enkel en alleen bevelen van de aanwezige onderzoeker op te volgen en de leerling te bestraffen voor het maken van fouten in een geheugentaak, om zo het effect van straffen op leren te meten. Althans, zo werd de proefpersoon verteld. Eigenlijk werd gekeken hoe ver de proefpersoon zou gaan met het toedienen van schokken aan de leerling. Bij elke fout gaf de onderzoeker het bevel aan de proefpersoon om de leerling een schok te geven. In werkelijkheid kreeg de leerling geen schok, maar acteerde de leerling, die in de kamer ernaast zat, alsof hij daadwerkelijk een schok kreeg toegediend. De soms schreeuwende klaagzangen van de leerling over de pijn van de schokken was duidelijk hoorbaar voor de proefpersoon die, als leraar in opdracht van de onderzoeker, de schokken toediende. Bij elke fout die de leerling maakte werd het voltage van de schokken verhoogd en produceerde de acteur als leerling steeds heftigere kreten van pijn.

 

Opstelling experiment

Dodelijke schokken

Veel proefpersonen voerden rustig de schokken op tot 150 volt, die in het experiment voor de proefpersoon als sterke schokken werden aangeduid. Vanaf dat voltage begonnen zij meestal vragen te stellen over het doel van het onderzoek en of ze echt verder moesten gaan. Na herhaaldelijk vragen om door te gaan in het belang van het onderzoek, en de onderzoeker hen verzekerde dat de verantwoordelijkheid voor de gevolgen niet bij de proefpersonen lag, gingen uiteindelijk 26 van de 40 proefpersonen door tot een voltage van 450. Normaal een zeer dodelijke schok! Bijna tweederde van de proefpersonen was zodanig gehoorzaam onder druk, dat zij er klaarblijkelijk niet voor terugdeinsden dodelijke schokken aan hun medemens toe te dienen. Zijn mensen dan echt zo makkelijk beïnvloedbaar door autoriteiten?

Verantwoordelijkheid

Onder druk van een autoriteit leggen mensen dus eenvoudig de verantwoordelijkheid bij anderen om zo hun eigen moreel verwerpelijke gedrag te kunnen rechtvaardigen. Een andere Amerikaanse psycholoog, Leon Festinger, suggereerde tien jaar voor het experiment van Milgram al, dat er in groepen een beeld van de werkelijkheid wordt gevolgd dat in eerste instantie niet per se hetzelfde beeld is wat de individuen van een groep over de werkelijkheid hebben. Echter, bepaalde situaties kunnen een bepaald beeld geloofwaardig maken. Zo kan een mens in een nieuwe omgeving met weinig kennis over hoe te handelen zijn beeld van de werkelijkheid aanpassen aan dat van een autoriteit in die omgeving. Immers, weet een expert niet altijd beter?

LEES OOK:

De Geliefde Leider: Zou jij hem gehoorzamen?

Verantwoordelijkheid in jouw leven

Met het experiment van Milgram in gedachten is het wellicht nuttig eens stil te staan bij je eigen omgang met autoriteiten. Ben je nog wel expert op het gebied van je eigen gedachten, gevoelens en gedragingen? Of doe je veel dingen slechts omdat anderen dit je opdragen of omdat je denkt dat autoriteiten je gedrag zullen waarderen? Kan je überhaupt beslissingen in je leven maken zonder je te beroepen op autoriteiten, zoals je ouders, wetenschappers of slimme leeftijdgenoten? Voor wie ben je zelf een autoriteit? Hebben we geen eigen geweten? Leven wij niet altijd onder een deken van sociale druk? Moeten we willen zonder autoriteiten beslissingen te maken? Wanneer werpt gehoorzaamheid vruchten af en wanneer gaan we te ver?

Bronvermelding:

Milgram, Stanley (1963). “Behavioral Study of Obedience”. Journal of Abnormal and Social Psychology 67 (4): 371–8.

Vorige week werd het Milgram Experiment ook al aangehaald in een artikel over The Pain Game. Lees meer….

doodgewoon

Geplaatst: 29 mei 2017 in Uncategorized

F. Deneyer leeft al meer dan 40 jaar van de dood. In zijn kleine kantoortje in het hartje van de Marollen, volgestouwd met plastic bloemen en vergeelde foto’s, ontvangt hij zijn klanten met humor en droge zakelijkheid. De dood is een stuk van zijn leven geworden, en zijn eigen kist staat alvast klaar.

 

Documentary F. Deneyer – fragments from Alexander on the hill on Vimeo.

NOOIT MEER DEZELFDE

Geplaatst: 26 mei 2017 in Uncategorized

Belangrijke momenten in de recente Belgische geschiedenis worden verteld door mensen die het vanop de eerste rij beleefden. Het zijn persoonlijke en vaak emotionele en meeslepende verhalen over historische momenten. En net deze momenten veranderden ook het leven van de getuigen. Het werd nooit meer als voorheen.  Per aflevering worden er drie historische momenten belicht door telkens één getuige.

 

Atari: game over

Geplaatst: 25 mei 2017 in Uncategorized

Op het Atari-computerspelkerkhof in Alamogordo te New Mexico werden in 1983 miljoenen onverkochte spelcartridges en spelconsoles begraven. Verondersteld wordt dat er onder andere zo’n 7 miljoen cartridges van het geflopte E.T.-spel en 5 miljoen van het overgeproduceerde Pac-Man-spel voor Atari 2600 werden gedumpt.

Hoewel het verhaal lange tijd werd afgedaan als een broodjeaapverhaal kwam op 26 april 2014 het bericht dat er wel degelijk Atari-cartridges werden begraven.[1][2][3] Deze werden destijds begraven door voormalig Atari-medewerker James Heller, die de opdracht kreeg van het bedrijf om 750.000 cartridges zo snel en goedkoop als mogelijk te lozen.[4] Gedurende de 31 jaar aan speculatie over het al dan niet bestaan van het kerkhof, werd het verhaal een cultureel icoon en herinnering aan de Noord-Amerikaanse videospelrecessie in 1983, het desastreuze fiscale jaar van Atari en faillissement en verkoop van het bedrijf.

De documentaire “Atari: game over” gaat over de zoektocht naar dit Atari-computerspelkerkhof


Het systeem dat verantwoordelijk is voor de digitale infrastructuur in de Nederlandse Tweede Kamer is op 28 maart 2017 aangevallen door onbekende hackers. Via een geïnfecteerde email wisten de hackers ‘ransomware’ in het systeem te krijgen, waardoor bestanden werden versleuteld. Virussen en infecties zijn in onze digitale wereld niet meer weg te denken, maar hoe begon dat eigenlijk?

De eerste theorieën over het ontstaan van een computervirus stammen al uit de late jaren ’40. In 1949 hield de Hongaars-Amerikaanse wiskundige John von Neumann een lezing over computerprogramma’s die zichzelf zouden kunnen herproduceren. Overigens sprak Neumann nog niet over een ‘virus’, maar had hij het over ‘automatische data’ (Automata).

Creeper

Het duurde uiteindelijk tot 1971 voor deze theorie ook echt in de praktijk werd gebracht. Computer expert Bob Thomas schreef dat jaar het zogeheten Creeper-virus, dat zich via het netwerk van verscheidene universiteiten al snel wist te verspreiden. Als een computer eenmaal geïnfecteerd was verscheen de zin ‘Ik ben de Creeper, pak me dan, als je kan!’ op het scherm. Het virus was verder echter onschuldig en veroorzaakte geen schade. Niet veel later verscheen het programma ‘The Reaper’, waarmee de Creeper weer verwijderd kon worden.

Computervirus

In 1984 gebruikte de Amerikaanse informaticus Fred Cohen voor het eerst de term ‘virus’ voor een programma dat een computer infecteert. Drie jaar later demonstreerde hij bovendien dat het onmogelijk was om een algoritme te schrijven dat alle computervirussen herkent. Met de toename in het computergebruik van de jaren ’80 nam daarom ook het aantal virussen sterk toe.

Jeruzalem virus

Zo verscheen in 1987 het ‘Jeruzalem’ virus, dat alle geïnfecteerde computers op iedere vrijdag de 13e compleet onbruikbaar maakte. Het Ping-Pong virus van een jaar later deed het voorkomen alsof de computer een pong-spelletje speelde. In 1992 vreesden computerexperts bovendien dat het ‘Michelangelo’ virus op 6 maart een ‘digitale apocalyps’ zou veroorzaken door tegelijkertijd alle data op 5 miljoen computers uit te wissen, maar deze vrees bleek uiteindelijk ongegrond.

I love you virus

Schadelijke code op een geinfecteerde siteRond de eeuwwisseling ontstond er een nieuw soort virus dat zich verspreidde met behulp van e-mail attachments. Zo slaagde het ‘ILOVEYOU’ virus er in het jaar 2000 in binnen enkele uren miljoenen computers te infecteren door middel van een nepmail. De slachtoffers ontvingen een bericht met het onderwerp ‘I love you’, waar vervolgens een bijlage bij zat getiteld ‘LOVE-LETTER-FOR-YOU’.

Anna Kournikova

Een soortgelijk virus een jaar later verstuurde zogenaamd een foto van de Russische tennisster Anna Kournikova. Op het moment dat deze lezer de bijlage opende activeerde hij echter het virus, dat zich vervolgens automatisch doorstuurde naar alle mailcontacten van het slachtoffer. Later bleek de Nederlandse programmeur Jan de Wit verantwoordelijk te zijn voor het virus. Hij kreeg een taakstraf van 150 uur.

Ransomware

Het systeem van de Tweede Kamer werd geïnfecteerd met zogenaamde ransomware. Ransomware is een nieuwe evolutie van computervirussen.. Zoals de naam al doet vermoeden ‘gijzelt’ het virus je bestanden en krijg je die alleen maar terug als je losgeld (ransom) overmaakt naar de internetcriminelen. De Tweede Kamer beloofde in januari 2017 nog een speciaal team in te zetten om hacks in de Tweede Kamer te voorkomen. Dit nadat twee journalisten van RTL de twitter accounts van onder andere Kees van der Staaij en Pieter Omtzigt wisten te hacken.

 

 

Uit onderzoek van Direct Research en Tweakers blijkt dat 75% van de 1.000 ondervraagden aangeeft dat dit aantal wachtwoorden in de toekomst zal toenemen. Zo’n 70% vindt het ‘bijna onmogelijk’ om voor elke online dienst een apart wachtwoord te gebruiken. Bijna twee op de drie respondenten hergebruikt daarom online hetzelfde wachtwoord.

Hoe wordt een wachtwoord gekraakt?

Er zijn verschillende manieren waarop computerkrakers de wachtwoorden op jouw apparaat ontfutselen.

Keyloggers

Computerkrakers kunnen jou stiekem bespieden door bewegingen te volgen met gebruik van een keylogger. Dit is een programma of apparaat dat op de achtergrond jouw toetsaanslagen of zelfs muisbewegingen registreert.

Een keylogger is volkomen legaal en wordt bijvoorbeeld wel eens door ouders gebruikt om hun internettende kroost in de gaten te houden. Het is echter ook een handig middel voor criminelen die jouw kostbare data willen stelen. Ze zien immers precies wanneer jij jouw wachtwoorden typt en wat die wachtwoorden zijn.

Jouw privé-gegevens zoals creditcardinformatie of rekeningnummers liggen nu op straat. Op dit moment verandert het legale programma in hardnekkige spyware. Jouw computer kan geïnfecteerd worden met besmette e-mails, aangetaste downloads of onbetrouwbare wifi-netwerken.

Om keylogging te voorkomen is het belangrijk jouw browser altijd up-to-date te houden met de laatste beveiligingsupdates. Het is ook slim om een goed anti-spyware product te installeren op jouw computer.

Refog is één van de beschikbare keyloggers. Het slaat onopvallend alle uitgevoerde handelingen op die op en PC worden gedaan.

Refog is één van de beschikbare keyloggers.
Het slaat onopvallend alle uitgevoerde handelingen op die op en PC worden gedaan.

Keyloggers komen ook voor in de vorm van hardware. Kwaadwillenden steken dan een USB-stick met keylogger in jouw computer.

Brute force

Brute force is de meest populaire methode om wachtwoorden te ontcijferen. Kort gezegd werkt het als volgt: in een rap tempo worden er verschillende bestaande woorden en mogelijke combinaties van cijfers, leestekens en letters geprobeerd. Wachtwoorden die bestaan uit weinig karakters of woorden die in het woordenboek te vinden zijn, worden zo gekraakt met deze methode. De computer heeft hier zelfs minder dan een seconde voor nodig!

Om dit soort aanvallen te saboteren, wordt er altijd aangeraden om een wachtwoord te maken dat bestaat uit cijfers, hoofdletters, kleine letters en leestekens. Gebruik het alle vier in het wachtwoord.

Wil je meer weten over hoe Brute force in zijn werk gaat? In de video ‘Hoe kraakt iemand een wachtwoord?’ van De Consumentenbond wordt overzichtelijk uitgelegd hoe lang het duurt voor een hacker om bepaalde wachtwoorden te ontrafelen.

Een computer kan wel twee miljard wachtwoorden per seconde raden. (!!!)

Leetspeak

H4ll0! Snap jij wat hier staat? Nou, een computer ook. Sommige gebruikers denken slim te zijn door leetspeak toe te passen in hun wachtwoorden. Dit houdt in dat je bepaalde klanken in wachtwoorden te verandert in letters die erop lijken.

Helaas haalt de meeste brute forcesoftware dit soort fonetische verbasteringen er moeiteloos uit. Het heeft dus geen zin om de ‘E’ in jouw wachtwoord te veranderen in het cijfer ‘3’, want de software herkent deze maskering meteen.

Tabel met alternatieve tekens of tekencombinaties in Leet. Dit wordt gebruikt om bepaalde letters aan te duiden.

Tabel met alternatieve tekens of tekencombinaties in Leet.
Dit wordt gebruikt om bepaalde letters aan te duiden.

Ongeschikte wachtwoorden

In de vorige alinea’s werd al duidelijk dat niet alle wachtwoorden geschikt zijn om jouw gegevens mee te beschermen. Hier een handige lijst van wachtwoorden die je niet moet gebruiken.

  • Doordat hackers leetspeak moeiteloos ontcijferen, zijn wachtwoorden als ‘w@chtw00rd’ niet geschikt.

  • Vul nooit jouw geboortedatum als wachtwoord in, aangezien deze informatie voor veel mensen makkelijk te vinden is.

  • Hetzelfde geldt voor de naam van jouw moeder, kinderen of jouw trouwdag.

  • Een combinatie van informatie zoals jouw naam plus de woonplaats of een geboortedatum is ook gemakkelijk te kraken.

  • Gebruik geen bestaande woorden uit het woordenboek. Hackers laten volledige woordenboeken los op wachtwoorden, in verschillende talen en zelfs achterstevoren gespeld.

  • Woorden samengevoegd met simpele cijfercombinaties zoals ‘123’ of ‘987’ worden ook binnen een mum van tijd geraden.

Daarnaast is het aan te raden om niet overal hetzelfde wachtwoord te gebruiken. De hacker hoeft dan namelijk maar één wachtwoord te ontrafelen om toegang te hebben tot al jouw belangrijke gegevens

    een software ontwikkelaar vertelt

“Het internet geeft de mogelijkheid om in een razendsnel tempo illegale software voor een hele grote groep mensen beschikbaar te stellen. Om dit enigszins in te dammen spenderen software ontwikkelaars ontzettend veel geld in kopieerbeveiligingsmechanismen. Soms wordt er gekozen voor kant-en-klare oplossingen, soms wordt er zelf een kopieerbeveiliging bedacht. Licentiediskettes, hardlocks, lange codes en activatiesleutels ten spijt, het baat allemaal niet. Nog altijd zijn er illegale versies van de nieuwste MS Windows of Autocad op het internet verkrijgbaar.

Werken de kopieerbeveiligingsmechanismen niet?

Persoonlijk denk ik dat een vorm van kopieerbeveiliging wel enigszins werkt. Iemand met geen verstand van kopieerbeveiligingen zal niet meer kunnen kopieerden. Alleen zijn zij niet de grootste verspreiders, zij zijn de gebruikers. Van elk pakket hoeft er slechts een exemplaar gekraakt te worden en de rest van de wereld zal deze versie gaan gebruiken.

Een deel van de crackers hebben een code dat zij alleen cracken voor educatie, maar de enige manier om aan te tonen dat je de eerste bent die het nieuwste spelletje van bijvoorbeeld EA heeft gekraakt, kan alleen maar door deze op het internet beschikbaar te stellen”

Er bestaan clubs of groepen van crackers (mensen die software kraken) die als doel hebben om altijd de eerste te zijn met het kraken van het nieuwste spel, office- of windows pakket. Zij zien kraken als meedoen aan een soort van puzzelspel en de prijs is de glorie voor de hele groep.

Een deel van de crackers hebben een code dat zij alleen cracken voor educatie, maar de enige manier om aan te tonen dat je de eerste bent die het nieuwste spelletje van bijvoorbeeld EA heeft gekraakt, kan alleen maar door deze op het internet beschikbaar te stellen. Andere groepen kunnen deze gekraakte versie controleren op werkbaarheid door de versie te downloaden en vervolgens te gebruiken.

Door het groepsbesef en de beste willen zijn, zullen crackers altijd blijven bestaan. De samenstelling zal wijzigen, maar de vergaarde kennis zal overgedragen worden en daar zit hem ook de kneep.

Nieuwe softwaremakers proberen ofwel het wiel opnieuw uit te vinden of grijpen naar een thirdparty tool waarmee ze hun software veilig kunnen distributeren. Helaas zijn veel technieken en thirdparty tools allang gekraakt en alle varianten zullen ook snel gekraakt worden, vooral omdat ontwikkelaars geen crackers zijn.

Leer uw "vijand" kennen, leer zijn manier van werken en leer zijn gereedschap te gebruiken

Als softwaregebruiker vind ik kopieerbeveiliging helemaal niks, ik kan geen legale back-up maken, iets waar ik als EU- ingezetene recht op heb (althans nu nog). Als ontwikkelaar wil ik niet, dat mijn producten zomaar gestolen kunnen worden. En daarom wil ik het stelen indammen of eigenlijk helemaal onmogelijk maken. Eerder heb ik aangegeven dat Thirdparty beveiligins tools nauwelijks werken om het echte kraken tegen te gaan. Hoe moet ik dan te werk gaan?

  1. leer te denken als een kraker,
  2. leer de tools van een kraker te gebruiken,
  3. leer de kraker zijn trots te kraken.

Voor de eerste twee punten verwijs ik naar de fantastische website van de cracker Fravia.

Een waarschuwing vooraf is zeker op zijn plaats. de website van Fravia is Internet Explorer onvriendelijk. Gebruik daarom browser Firefox of Opera.

Het kraken van de kraker’s trots zal ik zo gaan behandelen. Eerst wat Fravia uitleg. De informatie op zijn website is voor alleen voor educatief gebruik. Maar goed, niemand controleert wat een scriptkiddie vervolgens met die kennis gaat doen. Fravia zelf wil niet meer geassocieerd worden met kraken van software. Hij heeft nu een website over het zoeken van informatie op het internet. De Fravia zoek website is overigens ook het bezoeken waard.

De trots van de kraker kraken

De meeste crackers zijn met elkaar verbonden door middel van een club of groep. Het doel is om het nieuwste zo snel mogelijk te kraken en andere groepen zo de loef af te steken. Bekende groepen hebben een reputatie opgebouwd van het leveren van goede gekraakte versies. Als software ontwikkelaar is het naar mijn idee zaak om met een beveiliging te komen waardoor de reputatie van de cracker geschaadt kan worden.

Als ontwikkelaar stel ik een drie traps kopieerbeveiliging voor:

  1. gebruik een normale kopieerbeveiling om de eenvoudige gebruiker te beletten om kopieën te maken
  2. een sluimer beveiliging waar de eerste beveilings omzeiling door gedetecteerd wordt, maar daar nog even niets meedoet,
  3. de sluimer beveiliging treedt na x tijd in werking waardoor de kopie waardeloos wordt.

Door de eerste beveiliging wordt het pakket een uitdaging voor crackers. De beveiliging wordt gekraakt en de gekraakte versie wordt op het internet gezet. Mensen downloaden deze versie en de versie werkt in eerste instantie. Na x tijd, treedt de sluimer beveiliging in en de gekraakte versie werkt niet meer. De reputatie van de crackers groep is geschaad. Na een aantal van dit soort gekraakte versies in omloop te hebben gebracht, zal de groep niet meer als volwaardig worden gezien en wellicht houden ze er dan mee op. De lol is er zeg maar van af. Een neveneffect kan zijn, dat de downloads ook geen vertrouwen meer in illegale software hebben en wellicht hun leven gaan beteren.

Conclusies

Denk als software ontwikkelaar goed na over een beveiligingstool. Niet alleen vanuit het product beveiligings oogpunt, maar ook de bruikbaarheid van de klant meenemen. Vergeet niet dat het uiteindelijk toch wel gekraakt wordt en dat kon weleens sneller zijn dan in eerste gedacht is.

Maak gebruik van een beveiligingssysteem met een willekeurig beveiligingsalgoritme. Hiermee bedoel ik een algoritme die niet altijd hetzelfde te werk gaat. In de praktijk komt het er op neer om drie of meer beveiligings procedures in een product te maken, die allemaal om en om de beveiliging regelen. Crackers worden hier niet goed van, maar het maakt het product ook des te meer aantrekkelijker om te gaan kraken.

Denk als software ontwikkelaar goed na over een beveiligingstool. Niet alleen vanuit het product beveiligings oogpunt, maar ook de bruikbaarheid van de klant meenemen. Vergeet niet dat het uiteindelijk toch wel gekraakt wordt en dat kon weleens sneller zijn dan in eerste gedacht is.

Gebruik een sluimerbeveiliging. Laat het programma voor circa 4 a 5 dagen werken en laat dan de beveiliging in werking gaan. Iedereen die veel moeite heeft gedaan om het pakket te downloaden, zal dit niet zo leuk vinden.

Gebruik niet voor alle producten dezelfde beveiligingsmethode. Eenmaal gekraakt, maakt de andere producten ook tot krakersdoel.

Het bedenken van beveiligingstechnieken kost veel geld en levert het waarschijnlijk niet eens op, wat het aan schade zou kunnen tegengaan. Sony moest onlangs hele partijen cd’s terughalen door de beruchte root installatie. Dit leverde een slechte naam voor Sony op en een flinke schadepost.

Beveilig niet al te veel. Wanneer er veel beveiligingen zijn, zal de kans toenemen dat er fouten zijn gemaakt waardoor het product onbruikbaar kan worden.

Lees de artikelen van Fravia door en leer meer over de verschillende crackers groepen”

 

Cognitieve dissonantie is het onaangename gevoel dat ons bekruipt als we twee of meer denkbeelden, opvattingen of emoties hebben die niet goed bij elkaar passen. De mens is geneigd dissonantie uit de weg te gaan. Daarom hebben we een sterke drang om tegenstrijdige denkbeelden weg te redeneren zodat we één harmonieuze visie overhouden.

Het probleem is dat we onszelf kunnen misleiden om dat ongemakkelijke gevoel te verkleinen. We kunnen verhalen of illusies al te eenvoudig voorstellen of ons schuldig maken aan het botweg verwerpen van valide maar tegengestelde opvattingen.

De term ‘cognitieve dissonantie’ mag dan modern zijn, het achterliggende principe is geruststellend oud. Aesopus’ fabel ‘De vos en de druiven’ is een van de eerste formuleringen van de wens om twee onverenigbare waarheden weg te redeneren. Als de vos beseft dat hij de druiven hoog in de wijnrank niet kan pakken, besluit hij dat hij ze bij nader inzien niet wil. De vos rechtvaardigt deze totale ommezwaai tegenover zichzelf met de nieuwe gedachte dat ze waarschijnlijk toch zuur zijn.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw pakte de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger de draad van deze fabel op. Hij voerde verschillende experimenten uit die hem naderhand de grondlegger van de moderne cognitieve dissonantietheorie maakten. Hij bracht twee ideeën naar voren. Ten eerste hebben we de drang om dissonantie in ons denken te verminderen. Ten tweede zullen we actief informatie die dissonantie versterkt, mijden.

Festinger voerde een beroemd experiment uit waarin mensen werd gevraagd een monotone opdracht te verrichten (48 vierkante pennetjes in een bord verdraaien met de wijzers van de klok mee). Vervolgens werd aan sommige proefpersonen gevraagd de experimentator een dienst te bewijzen door tegen de volgende deelnemer – in werkelijkheid een onderzoeker – te zeggen dat het een hele leuke opdracht was. De ene helft van de proefpersonen ontving $ 1 voor deze dienst, de andere helft $ 20. De dissonantie werd gecreëerd door het feit dat de opdracht onmiskenbaar dodelijk saai was.

Festinger ontdekte dat degenen die $ 1 ontvingen, aangaven dat de opdracht veel leuker was dan degenen die $ 20 ontvingen. De enige verklaring hiervoor is dat degenen die het kleinere bedrag van $ 1 ontvingen, gedwongen werden de dissonantie te verkleinen omdat zij hun mening over de opdracht moesten herzien zodat deze aansloot bij het feit dat ze aangaven het een leuke opdracht te vinden.

De theorie van Festinger is nadien onderbouwd door moderne MRI-hersenscanexperimenten. Deze experimenten bevestigen dat bepaalde delen van de hersenen (met name de cortex cingularis anterior) oplichten bij het signaleren van tegenstrijdigheid. De mate waarin deze hersencellen oplichten, komt overeen met de mate van dissonantie die iemand voelt.

Literatuur

1 Festinger, L. (1985. (voor het eerste gepubliceerd in 1957)), ‘A theory of cognitive dissonance’, Stanford, CA: Stanford University Press; Festinger, L., & Carlsmith, J.M. (1959), ‘Cognitive consequences of forced compliance’, Journal of Abnormal and Social Psychology, 58(2), 203–210.

2 Schwartz, Barry (2004), ‘The Paradox of Choice – Why More Is Less’, Harper Perennial

 

Tegenwoordig is de wereld van psychologische experimentatie dichtgeplakt met ethische en professionele richtlijnen, regelgeving, en verboden.  Wetenschappers moeten onder andere rekening houden met respect voor de deelnemers’ Mensenrechten, en waardigheid, met de reikwijdte van de capaciteit van de onderzoeker zelf (dat betekent dat hij zich tot zijn veld moet houden, en niet zomaar andere disciplines moet gaan onderzoeken zonder grondige voorkennis), verantwoordelijkheid (directe gevolgen van zijn experiment komen op zijn naam te staan), integriteit en zo verder.

Ook de Amerikaanse Psychologie Associatie (APA) heeft richtlijnen ontwikkeld, in een zogeheten ‘code of conduct’, ofwel een gedragscode. Ook hier vind je een scala aan regels waar een onderzoeker aan moet voldoen alvorens hij zijn experiment mag uitvoeren. Vrijwillige deelname, bijvoorbeeld.

Misschien ken je het verhaal van de Nederlandse Diederik Stapel, die rommelde met zijn gegevens om zijn publicaties mooier te laten lijken? Ethisch (zowel als professioneel) is zulk gedrag natuurlijk absoluut niet verantwoord. Maar de hierboven genoemde aspecten waar een onderzoeker rekening mee moet houden, dat is slechts een opsomming van de grove categorieën die er te vinden zijn in een ethische gedragscode. Iedere categorie heeft tig van kleinere regeltjes.

Vroeger hadden psychologen nog geen richtlijnen of gedragscodes. Ongeveer 60 tot 50 jaar geleden kwamen experimenten min of meer ‘in de mode’ onder psychologen, en er zijn destijds veel grote ontdekkingen gedaan via experimenten die nu absoluut uit den Boze zouden zijn. Toch zijn deze experimenten ontzettend verhelderend geweest en worden ze tot de dag van vandaag nog vaak aangehaald en geciteerd. Kortom, ze hebben een enorme impact gehad, zowel binnen de psychologie zelf, als daarbuiten en zowel onder wetenschappers, als onder leken. Hieronder noemen wij een paar van die zeer opmerkelijke experimenten…

10. Stanford gevangenis: de rol die je speelt, beïnvloedt je gedrag!

Stanford prison experiment

In 1971 startte wetenschapper Philip Zimbardo met collega’s een experiment dat tegenwoordig nog grote bekendheid geniet (of liever gezegd, beruchtheid). Ze onderzochten het gedrag van mensen in relatie tot rollen die men op zich neemt, en nodigden voor hun experiment gezonde jonge mannen uit om mee te doen aan een ‘onderzoek naar gevangenisleven’. Ze zouden 15 dollar per dag hiermee verdienen, vergeleken met de huidige standaard voor vergoedingen zeer laag. De helft van de deelnemers werd in een groep ‘gedetineerden’ gestopt, de andere helft in een groep ‘bewakers’. Alles werd zo realistisch mogelijk gespeeld, dus de gedetineerden werden ook als échte misdadigers behandeld (ontluist, en vernederd). De eerste dag verliep alles goed, maar de tweede dag startten de gedetineerden een staking, ze luisterden niet meer naar de bewakers. Dit zagen de laatsten als een dreiging, en zij namen wraak door de gevangenen van elkaar af te zonderen, en te vernederen of eenzaam op te sluiten.

In slechts een paar dagen veranderden deze normale studenten in sadistische bewakers, en hoewel het experiment twee weken had moeten duren, werd het na vijf dagen al stopgezet. Inmiddels waren reeds twee gevangenen het experiment uit ‘gedwongen’. Zimbardo zelf is overigens een van de meest succesvolle gedragspsychologen geworden in de laatste decennia en won in 2012 een Gouden Medaille voor Voortgang in Psychologie!

De BBC heeft een goede documentaire gemaakt over dit opzienbarende experiment, deze is hier te bekijken.

9. Blauwe ogen: een lesje in discriminatie.

blauwe ogen

Jane Elliot ontwierp in 1968 een experiment dat bedoeld was om basisschoolkinderen te leren hoe het is om gediscrimineerd te worden. Jane was geen psycholoog, maar een lerares, en ze zag in discriminatie een groot probleem. Derhalve wou ze kinderen laten ervaren hoe het was om aan de verkeerde kant van de maatschappij te leven. Een nobel streven, misschien, hoewel de uitwerking discutabel was.

De kindertjes werden aan de hand van hun oogkleur in twee groepen gesplitst en vervolgens las Jane hen ‘neppe’ wetenschappelijke bevindingen op, waarin geconcludeerd werd dat kinderen met blauwe ogen superieur zijn ten opzichte van anders-gekleurden. Zo zouden ze die dag ook worden behandeld, aldus Jane. Het duurde slechts één dag tot de voorgestelde groep blauwogen wreder werden en de anders-gekleurden onzekerder. Hetzelfde effect deed zich voor wanneer de rollen werden omgekeerd.

De twee grootste problemen met dit onderzoek? Ten eerste, deelnemers waren niet gevraagd of ze wilden meedoen of niet, en ten tweede, ze zijn voorgelogen. Beide zijn tegenwoordig absoluut verboden in experimenten (hoewel op het liegen soms uitzonderingen gemaakt kunnen worden).

Bekijk hier een video van dit experiment

8. De monster studie: Leren stotteren?

monster study

Jane van nummer negen kwam uit Iowa, en ook experiment nummer acht werd in Iowa ontwikkeld door Wendell Johnson, enkele tientallen jaren eerder (1939). Zij wilden de wereld bevrijden van het fenomeen stotteren. An sich een lovenswaardig streven, maar de aanpak was dubieus. Wendell en collega’s namen wezen onder de vleugel, waaronder sommige stotteraars, en anderen die niet stotterden. Vervolgens gaven ze deze jonge kinderen les met ofwel positieve feedback, ofwel negatieve feedback, waarin de laatsten constant werden verteld dat ze gruwelijk stotterden (of ze dat nu werkelijk deden of niet).

Hun resultaten? Geen enkel effect van de manier van leren op stotteren. Maar helaas wel op het zelfvertrouwen van de kleine deelnemertjes! Sommigen ontwikkelden namelijk precies dezelfde zelfvertrouwen problemen die stotteraars vaak ervaren!

7. Het rovershol experiment: Vijanden maak je zó!

Robbers Cave Experiment

Muzafer Sherif is een van de meest bekende psychologen van de afgelopen decennia, en dit vroege experiment uit 1954 is een van zijn meest bekende ‘producten’. Hij nodigde jongens vóór hun pubertijd uit op een zomerkamp en deelde ze daar op in twee groepen. Zijn team probeerde daar de groepsdynamiek te beïnvloedden door bijvoorbeeld een constante competitie tussen deze twee teams te stimuleren. Dit viel absoluut niet tegen, en binnen enkele dagen al stonden de twee groepen lijnrecht tegenover elkaar en haatten elkaar met een intensiteit die niet gezond was voor zulke jonge kinderen.

Echter, Sherif en zijn team wisten die stemming óók de andere kant op te draaien, door de beide groepen jongeren te confronteren met problemen (zoals lekke leidingen) die ze alleen tezamen konden overwinnen. Na een paar van dat soort uitdagingen, waren de twee groepen nagenoeg totaal geïntegreerd! Toch is dit experiment, door gebrek aan toestemming vragen, ondenkbaar in de tegenwoordige tijd! Zou jij je kindertjes aan zo’n experiment opofferen?
Dit experiment is bekend als het “Robbers Cave Experiment” en valt onder de “Realistic conflict theory”.

6. Aangeleerde hulpeloosheid: Ook al is de oplossing nog zó voor de hand liggend…

Learned helplessness

Ditmaal een experiment dat niet schadelijk is voor mensen, maar voor dieren. Honden, om precies te zijn. Martin Seligman en zijn team gebruikten honden om aan te tonen dat je hulpeloosheid kan leren. Ze stopten honden in een hok waarin een barrière was gemonteerd. De honden kregen pijnlijke elektrische shocks toegediend, die te voorkomen waren als ze de barrière over sprongen. Niet vreemd, de honden leerden dit snel! Maar in een volgende fase werden de honden in een hok gezet en wat ze ook deden, de shocks waren niet te vermijden. Daarna werden ze weer in de kooi met de barrière geplaatst, waar ze eerst hadden geleerd om de pijn te vermijden door over de barrière te springen. Maar, in plaats van te springen, deden de honden niets anders dan jammeren en over de grond kruipen. Aangeleerde hulpeloosheid. Kun je je voorstellen dat ze dit met de hond of kat (van de buren) zouden doen? Of je hamster, cavia, konijn, slang, goudvis?

5. Harlow’s apen: stoffen versus draden moeders…

Harry Harlow apen

Harry Harlow experimenteerde in de jaren 50 met apen jonkies. Hij realiseerde zich vermoedelijk dat zijn experiment niet acceptabel zou zijn met mensen-baby’s, hoewel dit wel zijn interesseveld was. De apen-baby’s werden één uur na geboorte van hun echte moeder gesepareerd en bij twee nep-moeders gestopt, eentje van draad, voor voedsel, en eentje van stof, voor knuffelen. Het bleek dat de apen-baby’s bijna al hun tijd bij de stoffen moeder doorbrachten, ondanks het feit dat de draadmoeder voedsel gaf. Daarnaast renden, als Harlow de apen aan het schrikken maakte, naar hun stoffen moeder toe.

Ook isoleerde Harry apen van hun groepsgenoten om aan te tonen dat wanneer iemand van jongs af aan geïsoleerd wordt van de groep, hij/zij op latere leeftijd niet meer kan leren om in een groep te functioneren. In 1985 stopte Harlow deze experimenten op verzoek van de APA. Echter, andere onderzoekers zetten op mildere of meer verborgen wijze dergelijke experimenten voort, hoewel dierenorganisatie ’s er alles aan doen om deze waanzin te stoppen.

4. Het Milgram experiment: wie durft tegen de autoriteiten in te gaan?

Milgram experiment

Een van de meest bekende experimenten van de laatste eeuw: de experimenten van Stanley Milgram. In zijn experiment wou hij erachter komen hoe het kon dat mensen in staat waren tot gruweldaden zoals in de Joden-kampen in de Tweede Wereldoorlog. Het idee achter zijn experimenten (dat akelig genoeg ook echt zo blijkt te zijn) is dat mensen zeer geneigd zijn om een figuur te volgen dat autoriteit uitstraalt.

In 1961 startte hij zijn gehoorzaamheidsexperiment. Ieder experiment bestond uit een leraar en een leerling, maar in feite was de leerling een geheime medewerker van de onderzoeker, en de leraar was de enige ‘echte’ deelnemer. De taak van de leraar was om de leerling (die in een aparte kamer zat, afgeschermd door een spiegelglas) vragen te stellen en elektrische schokken toe te dienen wanneer de antwoorden fout waren. De hoogte van de shocks zou geleidelijk hoger worden, naarmate de leerling meer fouten maakte. Het experiment begon, de leerling begon fouten te maken, en gaandeweg harder te schreeuwen van de pijn. Echter, op aandringen van de onderzoeker, die achter de leraar stond en hem stimuleerde om door te gaan (“het experiment vereist dat u doorgaat”) bleven de meeste deelnemers doorgaan met het toedienen van de shocks tot ver in het ‘rode’ gebied aan voltage op hun meter.

Als het geen medewerker was in de andere kamer maar een echte persoon, met echte elektroshocks, dan zou de overgrote meerderheid van de leraren hun leerling daadwerkelijk hebben vermoord in dit experiment! Het bekendmaken van dit gegeven aan deelnemers, achteraf, zou emotioneel trauma kunnen veroorzaken. Immers, het vertelt mensen dat ze in theorie iemand zouden hebben kunnen vermoorden, simpelweg omdat een man in een witte lab-jas zei dat ze dat moesten doen!

Overigens had Milgram vóór zijn experimenten begonnen aan een groep psychologen gevraagd om een inschatting te maken van hoeveel mensen tot het ‘levensgevaarlijk’ gebied zouden gaan met de shocks. Deze zogeheten experts op het gebied van mensenkennis schatten ongeveer 1 tot 3 % in. In werkelijkheid ging 65 % van de deelnemers hoger dan de 450 Volt.

Eén laatste opmerking om deze choquerende bevindingen iets af te zwakken: de meeste leraar-deelnemers hadden enorm te doen met hun slachtoffers en iedere deelnemer stopte halverwege tenminste één keer om te vragen of hij echt door moest gaan. Sommige deelnemers boden zelfs aan om het deelnemers-geld terug te geven als ze mochten stoppen. Maar de experiment-leider was onverbiddelijk, en uiteindelijk zwichtten dus meer dan de helft van alle mensen voor zijn autoriteit!

3. Omstanders effect: Als anderen niets doen, waarom ik dan wel?

bystanders effect

In 1968 begonnen John Darley en Bibb Latane een experiment dat onderzocht hoe mensen reageren op de verdeelde verantwoordelijkheid die ontstaat wanneer men in een groep is. Zij waren gestimuleerd door de moord op Kitty Genovese, een dame die over een periode van ongeveer een half uur gemangeld en uiteindelijk vermoord werd door een belager, in een straat waar tientallen mensen toekeken, en niemand alarm sloeg, omdat iedereen dacht dat anderen dat wel zouden doen.

Darley en Latane lieten deelnemers in een wachtkamer wachten, of een korte vragenlijst invullen. Zonder dat de deelnemer daarvan werd ingelicht, lieten Darley en Latane vervolgens allerlei alarmerende dingen gebeuren in de omgeving, zoals een situatie waarin rook uit een andere kamer, of een andere deelnemer die ineens een epileptische aanval kreeg. Hoe snel men reageerde op zulke dreigingen, leek sterk af te hangen van de hoeveelheid anderen in de kamer. Waren ze alleen, dan kwamen de meeste deelnemers vrij snel in actie. Wanneer er anderen waren, en die deden ook niets, deed de deelnemer in kwestie bijna nooit zelf iets! Immers, anderen deden toch ook niets? Misschien was het wel niet zo ernstig?

2. Asch conformiteit: Als anderen dat denken, wie ben ik dan om het er niet mee eens te zijn?

Asch conformiteit

In 1951 deed Solomon Asch een experiment naar de conformiteit, of overeenstemming, dat men toont als hun eigen mening tegenover andermans mening staat. Een deelnemer kwam in een groep van andere ‘deelnemers’ terecht, niet wetende dat deze anderen allemaal stiekem medewerkers van Solomon waren. Hun taak was om van drie lijntjes de langste of de kortste te identificeren. Een zeer simpele taak! En toch, soms hadden andere deelnemers het fout, kozen gewoon de foute lijn. Echter, een groot deel van de echte deelnemers (37 van de 50 in totaal) conformeerden één keer of vaker met die ‘foute’ optie als de groepsleden vóór hem die lijn aanwezen. Achteraf bleek dat mensen niet écht overtuigd waren dat hun eigen antwoord fout was, maar dat ze slechts met de groep meegingen omdat ze niet zeker waren. Zo sterk kan groepsdruk dus zijn!

1. Kleine Albert: voorgoed een pluche fobie!

kleine albert

In 1920 werd deze nummer een van de onethische experimenten ooit uitgevoerd door John B. Watson (een van de grote denkers achter het behaviorisme, een stroming waaruit de psychologie van tegenwoordig grotendeels is ontwikkeld). Behaviorisme gaat om leren, met name het leren koppelen van een waarneming met een ander. Stel je hoort een klik, en krijgt vervolgens een ijsje. Al snel zullen de meesten leren om de klik dan te associëren met een ijsje. Op een gegeven moment is dit effect zo erg, dat een klik je al kan laten watertanden vóór je het ijsje ook maar gezien of geroken hebt!

Watson testte dit op een 9 maanden oude baby genaamd Albert. De jongen had plezier in (pluche) diertjes, voornamelijk een witte rat. Maar Watson confronteerde Albert telkens met een pijnlijk luid lawaai, wanneer de witte muis in de buurt was. Als gevolg ontwikkelde Albert een angst voor witte ratten, en voor bijna alle andere dieren en pluche aangelegenheden. En na het experiment deed niemand de moeite om Albert weer van deze angst af te brengen! Voorgoed een pluche-fobie!

De voorwaarden waaraan experimenten moeten voldoen klinken misschien vrij voor-de-hand liggend, immers, natuurlijk vraag je je deelnemers van te voren om hun vrijwillige deelname, en help je hen achteraf als ze vanwege je experiment persoonlijke problemen ontwikkelen! Toch is het niet altijd zo gemakkelijk rekening te houden met al die ethische regels als het lijkt. Soms doe je schade aan deelnemers zonder het zelf te weten (bijvoorbeeld wanneer je ze schokkende beelden laat zien, dit kan namelijk traumatiserend werken wanneer deelnemers de beelden zich later herinneren). Soms is het ook gewoon moeilijk om deelnemers te informeren over wat ze moeten doen in een experiment zonder het experiment te besmetten, echter, je moet deelnemers wel iets vertellen van de acties in het experiment, anders kunnen ze geen goede inschatting maken van of ze wel of niet willen deelnemen). Moeilijk of niet, tegenwoordig is de ethische controle veel strikter, en hoewel we nu dus minder grote stappen kunnen maken, is het toch wel een geruststelling voor ons ‘mogelijke deelnemers’. Je zult niet snel meer in een Stanford gevangenis experiment belandden… in ieder geval niet als deelnemer van een experiment