Die volle bas, die zware drums, die logge gitaren, en dan de oerschreeuw: “In your heeead!” Als er één element typerend was voor het geluid dat The Cranberries voortbrachten, was het de stem van Dolores O’Riordan wel. Het West-Ierse accent was de grootste gemene deler van de bekendste songs van de band – van hun doorbraakhitje ‘Linger’ tot de monsterhit ‘Zombie’, dat de katholieke O’Riordan in 1994 eigenhandig naar de top van de charts schreeuwde.

Ierse geschiedenis

‘Zombie’, een van de zwaarste en hardste nummers die The Cranberries ooit op plaat hebben gestanst, kwam op het perfecte moment. Het politiek getinte rocknummer kwam uit toen The Troubles, de turbulente dertig jaar in de Ierse geschiedenis waarin gewelddadige conflicten en bombardementen van het IRA tot een kleine 2.000 burgerdoden leidde, een bloedig dieptepunt leken te bereiken. De hard-zacht-hard-structuur van het nummer sloeg aan bij het publiek, dat net de hoogdagen van Nirvana, Soundgarden en Pearl Jam had beleefd.

 

wielerterroristen

Afbeelding  —  Geplaatst: 13 oktober 2017 in Uncategorized

Vier merkwaardige rockers met beschilderde gezichten bestormden begin jaren zeventig de hitlijsten. Met hun zwart-witte gelaten en flamboyante leren outfits zijn de mannen van Kiss in één oogopslag herkenbaar. Zelfs wanneer je geen enkel nummer van ze kunt opnoemen, Kiss is een begrip. De New Yorkse shockrockers zijn dit jaar opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame.

De bloed- en vuurspuwende muzikanten brachten spectaculaire, schokkende acts naar hun publiek en kregen een horde fans die zich de Kiss Army noemen. “Ze waren The Beatles voor me”, zegt gitarist van Pearl Jam, Mike McCready, over de band in een interview met Rolling Stone. “Ze zijn de reden dat ik gitaar ben gaan spelen. Ze waren larger than life, met een ongrijpbaar ‘iets’ waar ik nog vaak over nadenk.” De vandaag 65 jaar geworden bassist en zanger – waarschijnlijk bekender om zijn lange tong dan om zijn muziek – Gene Simmons, gitarist en zanger Paul Stanley, gitarist Ace Frehley en drummer en zanger Peter Criss vormden de oorspronkelijke bezetting van de band. Door de jaren heen wisselde de opstelling regelmatig, met Stanley en Simmons als enige constanten.

Wanneer de zwart-witte maskers opgingen, namen de bandleden een andere identiteit aan. Stanley werd Starchild, Simmons transformeerde in Demon, Frehley luisterde naar Spaceman en Criss was Cat. Stanley, die destijds als taxichauffeur werkte om rond te komen, kreeg het idee voor hun look omdat hij dacht dat het ze zou helpen opvallen in de al erg verzadigde muziekscene in New York. Hij had gelijk.

Geoliede geldmachine
De leden van Kiss verborgen hun doelen allerminst: rock and roll all night and party everyday, en vooral veel geld verdienen. Rockzanger en songwriter Iggy Pop claimt dat hij verantwoordelijk was voor de ondergang van de hippiebeweging van de sixties, maar volgens Amerikaanse rockjournalist Jaan Uhelszki was het Kiss die de dodelijke steek in het hart van het antikapitalistische flowerpowertijdperk gaf. Uhzelski schrijft op de website van de Rock And Roll Hall Of Fame dat Kiss wellicht de eerste band ooit was die zichzelf als merk zag en zich zo probeerde te verkopen. “Kiss heeft bijgedragen aan de professionalisering van de muziek,” zegt Flip van der Enden, docent popgeschiedenis op het Conservatorium van Amsterdam. “Ze waren erg gericht op merchandising en verkochten de gekste dingen met hun naam erop. De band had een tegensuitgetellig imago; van de ene kant waren ze een ruige rockband en van de andere kant een geoliede geldmachine.” Enkele voorbeelden van de onbeschaamde commerciële ondernemingen van de groep: Kiss-condooms, -doodskisten en de Kiss midgetgolfbaan. Tegenwoordig bezit de band ook een eigen restaurantketen genaamd Rock & Brews. De gerechten – met namen als Ring Of Fire Hotwings en Yellow Submarine – zijn een knipoog naar klassieke rocknummers.

One Direction
Hoewel de band erg rijk is geworden, is dat niet waarom ze geëerd werden met de een plek in de Hall Of Fame. De band is zelfs door hun controversiële aard nu pas opgenomen in het muziekmuseum; ze zijn eigenlijk al vijftien jaar verkiesbaar. Volgens Uhzelski hebben de bandleden, ondanks hun commerciële instelling, wel degelijk een duidelijke artistieke visie; optimistische, directe muziek en songteksten die vooral gaan over jong zijn en plezier maken. De muziek van Kiss was zelfs bij vlagen romantisch. Op het album Destroyer is een liefdesnummer ondergebracht voor de toenmalige vrouw van Criss. Maar hun grootste, belangrijkste nalatenschap is zeer waarschijnlijk de indruk die de rockers achter hebben gelaten op hun fans en collega-muzikanten. “De reden waarom Kiss opgenomen is in de Hall Of Fame heeft weinig te maken met hun muziek”, zegt Van der Enden. “Het gaat om de manier waarop ze publiek hebben weten te winnen. Ze waren echte showmannen en hadden ontzettend bevlogen fans. Kiss was een fenomeen.” Volgens Van der Enden is de shockrockband in één opzicht te vergelijken met de Britse popgroep One Direction. “Tegenwoordig komt het vaker voor dat bands hun fans heel erg aan zich binden, zoals One Direction. Maar in de tijd van Kiss was een dergelijke fanbase uitzonderlijk.”

Nirvana
Naast Kiss werd dit jaar grungeband Nirvana opgenomen in de Hall Of Fame. Op het eerste gezicht lijken de twee bands weinig met elkaar gemeen te hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze lijnrecht tegenover elkaar staan. Nirvana zette zich af tegen commerciële muziek. Hun frontman Kurt Cobain droeg versleten jeans en houthakkersbloezen, en leek permanent ongewassen en ongekapt haar te hebben. Zet dit naast de populistische hardrockdeuntjes van Kiss, met hun over-the-top uitdossingen en shows, en je zou bijna denken dat het een compleet ander genre was. Maar toch was Cobain in zijn jongere jaren erg fan van de in leer en plateauschoenen gestoken band en heeft hij zich door hun muziek laten inspireren, schrijft Richard Jinman op de website van het Britse nieuwstijdschrift The Week. Nirvana heeft zelfs een cover opgenomen van het Kiss-nummer Do You Love Me? voordat ze hun beter bekende werk uitbrachten.

oasis concert (full)

Geplaatst: 9 juli 2017 in music, Uncategorized

De snelste kassa

Geplaatst: 22 juni 2017 in Uncategorized

Wij houden niet zo van wachten. Zeker niet als we moeten wachten doordat ‘anderen’ ons laten wachten. Soms hebben we zelf invloed op hoe lang we moeten wachten. Als we zelf een rij kunnen kiezen. Als dan toch blijkt dat deze rij niet de juiste keuze is, is dat extra pijnlijk.

Daarom hier een uiteenzetting van mijn observaties en ervaringen van in een wachtrij staan, gecombineerd met kennis uit de psychologie.

Frustraties tijdens het wachten kan iedereen overkomen

De beste methode is natuurlijk om helemaal ‘zen’ in de wachtrij te stappen. Als er dan getreuzeld wordt, heb jij er in ieder geval geen last van. Maar zeg nou zelf, wat nou als jij wilt opschieten voor een leuke date en voor je in de rij staat een bejaarde die probeert haar laatste stuiver te vinden om gepast te kunnen betalen. Iets zegt me dat je dan wat minder ‘zen’ bent. Dat zijn de momenten waarop het loont om de juiste wachtrij te kiezen.

Lengte van de rij goede indicator

Het doel van het kiezen van een ‘goede’ rij is in de meeste gevallen dat we zo snel mogelijk geholpen willen worden. De lengte van de rij is daarbij de beste indicator; immers hoe meer mensen er in de rij staan, des te meer mensen er geholpen moeten worden voordat jij aan de beurt bent. De hoeveelheid boodschappen die mensen bij zich is ook belangrijk, maar minder dan de hoeveelheid mensen die in de rij staan omdat de meeste tijd gaat zitten in het afrekenen, wat je iedere keer per klant moet doen.

Mensen zijn voorspelbaar in hun keuze voor de rij

Als mensen een vrije keuze en het overzicht hebben, kiezen we daarom voor de kortste rij, zou je verwachten. Toch staan mensen niet altijd netjes gelijk verdeeld over de rijen. Dit heeft alles te maken met zichtbaarheid en de positie van waaruit mensen kijken (zie video van Penn, 2011) en dat mensen inherent lui zijn (Weinschenk, 2011).

Langere rijen bij de middelste kassa’s

Bij IKEA zie je dit fenomeen mooi terug. Veel IKEA’s zijn bij de kassa hetzelfde opgebouwd. Als je naar de kassa loopt, kom je uit het magazijn. Je loopt dan vaak op een breed gangpad in het midden van het magazijn, dat loodrecht uitkomt op de kassa’s. De rijen bij de middelste kassa’s zijn vaak langer dan de rijen aan de zijkant. Dit komt omdat de rijen in het midden direct in het zicht zijn van nieuw aankomende klanten en dat deze mensen liever niet alle rijen afgaan op zoek naar een snellere rij.

Koopjeshoek zorgt voor ‘scheve verdeling’ van wachtrijen

Bovendien zijn de rijen aan de kant van de koopjeshoek (die zich vaak bij de kassa’s bevindt) meestal net iets langer dan de rijen aan de andere kant van het midden van de rij kassa’s. Dit heeft wederom te maken met zicht en positie (zie video van Penn, 2011). Relatief veel mensen gaan even in de koopjeshoek kijken. Vervolgens bepalen ze vanuit daar in welke rij ze gaan staan. Vanuit de koopjeshoek kun je alle rijen slecht overzien en kost het relatief veel moeite om een rij aan de andere kant te bereiken (waarvan je niet eens zeker weet of deze nou korter is of niet).

Indeling supermarkt beïnvloedt verdeling wachtrijen

In supermarkten zie je hetzelfde fenomeen. Daar zorgen drukbezochte winkelpaden ervoor dat de rijen voor kassa’s waar de winkelpaden ‘op uitkomen’, langer zijn. Welke paden meer bezocht worden door klanten hangt sterk af van de opbouw en indeling van de winkel.

We lopen achter anderen aan de rij in

Ook speelt sociaal bewijs (kudde gedrag) een rol (Cialdini, 2003). Impliciet denken we ‘er staan mensen, dit moet wel de goede rij zijn’. Daardoor ben je snel geneigd om niet verder te kijken en zie je een veel kortere rij gemakkelijk over het hoofd. Zeker als je wat uitgeput bent door het slenteren en alle andere klanten om je heen (wat nog wel eens voorkomt bij winkelen), vertrouwen we meer op dit soort ‘regels’ als sociaal bewijs (vgl. Baumeister e.a., 1998).

Bepaalde personen houden de rij langer op

Helaas is de lengte van een rij niet alleen een indicator van hoe lang het gaat duren. Ook moeten we opletten wat voor mensen er in de rij staan. Bepaalde mensen houden de rij langer op dan gemiddeld.

Ouderen willen nog wel eens treuzelen met betalen omdat die graag contant betalen. ‘Locals’ willen ook nog wel eens de rij op houden doordat ze samen met de caissière de hele plaatselijke roddelflop willen doornemen. Hoe goed bedoeld het gedrag ook mag zijn, het houdt de wachtrij wel op en dat kan voor iemand die staat te wachten en wil opschieten erg frustrerend zijn.

En dan heb je nog een categorie mensen die, ook al is de caissière al lang klaar met het scannen van de artikelen, eerst rustig alles inpakken en dan pas gaan afrekenen. Helaas laten dit soort mensen zich moeilijk identificeren. Ik heb het vermoeden dat het samenhangt met mensen die grote hoeveelheden boodschappen bij zich hebben, maar het lukt me nog niet goed dit te voorspellen.

Rijen met daarin mensen met grote hoeveelheden boodschappen zijn sowieso goed om te vermijden, dit wil nog wel eens lang duren met scannen.

Pas op voor onervaren caissières

Ook ben je afhankelijk van de ervarenheid van de caissière. De beste stelregel die ik hiervoor heb kunnen ontdekken, is kijken of er iemand naast de caissière staat die met haar mee kijkt. Zo iemand wordt dan ‘ingewerkt’. Hoe leuk de caissière er ook uit mag zien, ga niet, ik herhaal, ga niet, in die rij staan. Dat gaat gegarandeerd mis.

Bovendien werken er bij de kassa bovengemiddeld veel vrouwen. Mannen werken daarentegen weer vaker als vakkenvuller. Zit er dus een keer een man achter de kassa, dan bestaat de kans dat dit een vakkenvuller is die even moet ‘bijspringen’ in alle drukte. Je mag dus verwachten dat mannen minder ervaring hebben met achter de kassa zitten dan vrouwen. Daarom kun je wachtrijen met een man achter de kassa beter mijden.

Sprinten voor de juiste rij

hoe krijg je een snelle wachtrijAls je eenmaal een geschikte rij hebt uitgezocht, begint de pret pas echt. Jij bent niet de enige die in dié rij wilt staan; er zijn kapers op de kust. Aan de ene kant wil je heel graag in die rij staan en dus is eigenlijk alles geoorloofd, maar ja, aan de andere kant wil je niet over komen als een kansloos persoon dat te allen tijde als eerste in de rij wil staan. Dit uit zich dan in een soort van ingehouden sprint tussen twee personen.

Mogelijke uitkomsten van deze tête à tête:

  1. Jij bereikt als eerste de rij. Niet omkijken en zo snel mogelijk je mandje uitpakken om je zege te consolideren. Mogelijk effect hiervan is dat de verliezer zich verongelijkt voelt en jou een aso vindt. Geen boodschap aan hebben.
  2. Jij bereikt als eerste de rij en verontschuldigt je met één of ander lul smoesje dat je moet opschieten omdat je kinderen alleen thuis zitten. Hiermee geef je de andere partij een goed gevoel over het feit dat zij jou ‘hebben laten voorgaan’. Jij weet wel beter, je hebt hen gewoon overklast.
  3. De ander bereikt als eerste de rij. Trek een zo vuil mogelijk gezicht wanneer jouw blik die van de ‘winnaar’ kruist. Hiermee geef je hem hopelijk een schaamtevol gevoel, zodat hij het de volgende keer wel uit zijn kop laat om dit gevecht met jou aan te gaan. Je kunt ook precies het tegenovergestelde doen; trek een hoofd alsof het je niks kan boeien. Dat hij zo zielig is om te rennen voor een rij moet hij weten. Hiermee stel je jezelf moreel boven de ander.
  4. Op het moment dat je door krijgt dat je de rij niet als eerste zult bereiken (tenzij je bereid bent een snoekduik te zullen nemen), laat je de ander gracieus voorgaan. In het slechtste geval levert je dit een eervolle afgang op, in het beste geval realiseert de andere persoon de absurditeit van de situatie en zegt; “nee, ga jij maar voor” (reverse psychology).

Moet je van rij switchen als het fout gaat?

Goed, je staat in de rij. We gaan er even vanuit dat je volgens alle indicatoren in de meest ideale rij staat. Ook nu is het gevaar nog niet geweken! Het kan goed zijn dat, door wat voor reden dan ook, de rij alsnog niet opschiet. Switch je dan van rij of blijf je staan?

Het gras bij de buren is altijd groener

Probeer altijd eerst goed in te schatten of de andere rijen wel opschieten. Doordat jij wil opschieten, kan het al snel lijken dat alles en iedereen je wilt vertragen (het gras bij de buren is groener, Goetz e.a. 2006). Het kan dan lijken alsof de andere rijen sneller gaan, maar dat ze in werkelijkheid even traag gaan. Een teken van dat het echt mis is bij jouw rij is als de caissière geen producten meer scant omdat ze moet wachten op haar collega van het brood omdat er geen stickertje op de croissantjes zit.

Mensen blijven bij hun eerste keuze

Maar ga je dan van rij switchen? Veel mensen blijven vaak bij hun eerste keuze. Je ziet dit bijvoorbeeld ook terug bij tentamens; studenten blijven bij hun eerste antwoord. Maar is dat verstandig? Onderzoek laat zien van niet (Kruger e.a. 2005). Waarom bestaat er dan toch zo een wijdverbreid geloof dat we bij onze eerste keuze moeten blijven?

We houden niet van ‘loss aversion’

De verklaring wordt deels gezocht in ‘loss aversion‘. Loss aversion is het fenomeen dat als we mogen kiezen tussen ‘niet verliezen’ of een ‘grotere kans op winnen dan verliezen’, dat we dan toch een voorkeur hebben voor ‘niet verliezen’ (ook al is statistisch gezien de keuze voor de kans op winnen voordelig).

We houden onszelf gevangen in de rij

Dit kun je één op één vertalen naar de situatie waarin je ziet dat jouw rij lang gaat duren en er andere rijen zijn die wel perspectief bieden. We wisselen dan liever niet omdat we niet willen dat onze ‘oude’ rij alsnog sneller klaar is (dat je dus voor niks bent gewisseld). Dat voelt gewoon niet goed, daardoor staan we als het ware gevangen in onze rij. Toch is het verstandiger om in zulke gevallen altijd te switchen; als je dat iedere keer doet ben je vaker sneller klaar (hier een briljante animatie van dit fenomeen).

Vraag of je voor mag

Mocht je echt haast hebben, kun je het natuurlijk ook nog op de persoonlijke toer gooien. Vraag gewoon of je voor mag. Onderzoek laat zien dat een verzoek met reden, “mag ik voor, want ik wil voor” ervoor zorgt dat we vaker worden voor gelaten dan als je alleen het verzoek doet “mag ik voor?” (de reden die je geeft lijkt haast irrelevant. Langer e.a., 1978.) Als anderen dit bij jou uithalen, wees sterk en wapen je met deze kennis. Een simpel “nee sorry, ik heb haast” of niks zeggen en heel moeilijk kijken werkt prima.

Doom-scenario

Als je al het bovenstaande hebt geprobeerd en de wachtende voor je muteert in een lokale bejaarde met een portemonnee vol muntgeld en de caissière wordt gewisseld voor een onervaren exemplaar, sterkte. Bid tot God. Sla een kruisje. Tel tot 100. Begin een anger management club. Of ga spontaan zitten mediteren in de rij.

Reageer nooit je frustraties af op anderen

Maar beloof me, reageer nooit, maar dan ook nooit, je frustraties af op mensen die je nog nodig hebt (de wachtende voor je en de caissière)! Als je dit doet, bezorg je hun stress (wat ze niet fijn vinden) en daarmee verhoog je het risico op alleen nog maar meer vertraging.

Tips voor het vinden van een goede rij als je wilt op schieten:

  • neem de kassa die wat afgezonderd ligt. Meestal is dat aan de zijkant, maar door de opbouw van de winkel hoeft dat niet altijd zo te zijn. De rijen daar zijn vaak wat korter.
  • heeft een winkel meerdere etages? Reken niet af op de begane grond, deze is meestal het drukst. Het loont om even naar boven te lopen (zelfs al ben je dan even snel geholpen als wanneer je beneden stond te wachten, het voelt beter dan niks doen).
  • sla rijen met veel ouderen en locals over. Doe het zelfde met onervaren caissières. Door rijen over te slaan waar deze mensen veel in staan, kan het zijn dat je met een langer rij alsnog sneller klaar bent dan de kortere rij (dit is mij in ieder geval al vaker gebeurd).
  • switch altijd als jouw rij alsnog trager gaat dan gedacht en je een rij ziet die niet te lang is en wèl opschiet.
  • als je met twee personen bent, kies dan beide een rij. Degene die dan als eerste aan de beurt is betaald, de ander komt er bij staan. Je krijgt misschien wat rare gezichten, niks van aan trekken.
  • vraag aan mensen die voor je staan of je voor mag.
  • reageer nooit je frustraties af op mensen die je nog nodig hebt (en eigenlijk, doe dat gewoon sowieso nooit op anderen, daar worden ze niet blij van).

Of speel op safe

Heb je geen zin in al dit gedoe? Speel dan op safe. Kies van te voren een kassa uit op een gemakkelijk te voorspellen ‘factor’, zoals hoe leuk de caissière er uitziet. Gaat het dan mis, dan heb jij in ieder geval nog een leuke caissière om naar te kijken en mee te praten.

Dank aan Emiel Kappert, Jetty van Ginkel, Michiel Groenestein en Patrick Heemstra voor de tips en toevoegingen! Hieronder staan ook nog een aantal interessante opmerkingen.

kansrekening

Geplaatst: 19 juni 2017 in Uncategorized

Herwerkt door Bart BOGAERTS

De periode van het cijnskiesrecht (1831 tot 1893).

1 De Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat werden rechtstreeks gekozen door uitsluitend cijnskiezers.

De stemming ging door in de hoofdplaats van het kiesarrondissement. De leden van de Kamer moesten om gekozen te kunnen worden Belg zijn, een woonplaats in België hebben, niet ontzet zijn in hun politieke rechten en 25 jaar oud zijn. De leden van de Senaat moesten om gekozen te kunnen worden Belg zijn, hun woonplaats in België hebben, niet ontzet zijn in hun politieke rechten, 40 jaar oud zijn en een bepaald bedrag aan rechtstreekse belastingen betalen. De Kamer bestond uit 102 leden, die voor 4 jaar werden gekozen doch om de 2 jaar voor de helft werden vernieuwd. Het aantal leden in de Kamer werd verhoogd in verhouding met de bevolkingsaangroei, die werd vastgesteld bij tienjaarlijkse volkstellingen. De Senaat bestond uit 51 leden (de helft van de Kamer), die voor 8 jaar werden gekozen doch om de 4 jaar voor de helft werden vernieuwd. De verkiezingen gebeurden bij absolute meerderheid.Stembulletins bevatten een lijststem ("kopstem") en dan volgde de alfabetische lijst van de kandidaten. Er was geen lijst van plaatsvervangers, zodat het overlijden van een effectief vertegenwoordiger een partiële herverkiezing noodzakelijk maakte. De kiezer schreef zoveel namen op een briefje als er in zijn kiesarrondissement toe te kennen zetels waren, doch hierbij mocht hij panacheren, d.i. kandidaten opschrijven van verschillende lijsten. De kandidaten, die de absolute meerderheid bekwamen en daarbij nog het hoogste aantal stemmen op hun naam kregen, werden voor de vacante parlementszetels verkozen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de eerste helft van de 19de eeuw er geen eigenlijke partijen bestonden maar eerder kiesverenigingen van katholieken en liberalen. Tussen 1831 en 1847 heerste de tijd van het Unionisme of een pact tussen de katholieke en liberale opinierichtingen om officieel een neutraal standpunt t.o.v. de katholiek-liberale tegenstellingen in de opeenvolgende regeringen te nemen. In de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelden zich werkelijke partijen van katholieke, liberale en socialistische strekking.

   2.   De periode van het algemeen meervoudig stemrecht (1894-1918).

    A    °Algemeen meervoudig stemrecht met absolute meerderheid (1894-1899).

     Elke mannelijke Belg die 25 jaar was, die ingeschreven was in een Belgische gemeente en niet ontzet was uit zijn kiesrecht, kreeg 1 stem. De kiezer die een bepaalde belasting betaalde, kreeg een bijkomende stem (twee stemmen) en de kiezer die een bepaald diploma had, kreeg nog een bijkomende stem als hij eveneens de vastgestelde belasting betaalde (drie stemmen). Voor de verkiezing van de Senaat moest men als kiezer 30 jaar oud zijn. Het stemmen werd verplicht gemaakt en geschiedde voortaan in de gemeente.
     Het aantal zetels voor de Kamer bedroeg 152 en de samenstelling van de Senaat(102 zetels) werd lichtjes gedemocratiseerd : het belastingsbedrag om senator te kunnen worden, werd verlaagd en de invoering van provinciale senatoren, aangewezen door de provincieraden, werd ingevoerd.
     België heeft slechts gedurende vijf jaren van zijn geschiedenis een parlement gekozen bij algemeen meervoudig stemrecht, waarbij tevens het principe der absolute meerderheid werd toegepast. Tijdens deze vijf jaren (1894-1899) hadden driemaal verkiezingen plaats,nl. in 1894, 1896 en 1998. Door het feit dat nu op de meeste plaatsen drie partijen – katholieken, liberalen en socialisten – in het strijdperk traden, verliepen de verkiezingen gewoonlijk op twee verschillende zondagen. Het gebeurde immers dikwijls dat, bij de eerste stemronde, geen enkele partij de absolute meerderheid verwierf, wat dan een nieuwe krachtproef tussen de twee sterkste partijen noodzakelijk maakte. Bij "ballotage" of herstemming tussen katholieke en socialistische kandidaten was de houding van de conservatieve liberale kiezers zeer dikwijls in het voordeel van de katholieken. Tijdens deze vijf jaren zag de liberale partij haar aantal gekozenen in het parlement zo slinken, dat zij vanzelfsprekend een verwoede aanhangster werd van de evenredige vertegenwoordiging. Hierbij kon zij trouwens rekenen op de steun van de meer progressieve elementen in de andere partijen.

 

      B.   Algemeen meervoudig stemrecht met evenredige vertegenwoordiging (1900-1918).

     De belangrijkste wijzigingen die aan het bestaande kiesstelstel werden aangebracht, door de invoering van de evenredige vertegenwoordiging kwamen hierop neer dat bij de verdeling van de toe te kennen zetels het systeem, uitgewerkt door de wiskundige D’Hondt, zou worden toegepast.
Dit ging tevens gepaard met volgende kieshervormingen :
     het verbod te panacheren(bontstemmen) ; met het vroegere systeem van de verkiezingen bij absolute meerderheid mocht men zijn stem over de verschillende lijsten fractioneren ;
     het toevoegen van plaatsvervangers om partiële verkiezingen te voorkomen ; in het oude systeem noodzaakte immers het overlijden van een parlementslid steeds het houden van plaatselijke verkiezingen. Voortaan kon men bijgevolg op drie manieren geldig stemmen : door het uitbrengen van een lijst- of kopstem, het stemmen achter de naam van een effectief kandidaat en/of het stemmen achter de naam van een opvolger ;
     de groepering van sommige kleinere arrondissementen, waar vroeger slechts één vertegenwoordiger werd gekozen en de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging dus onmogelijk was.
     Tussen 1900 en 1919 wordt de evenredige vertegenwoordiging slechts toegepast binnen de grenzen van het kiesarrondissement ; slechts na 1919 zal de evenredige vertegenwoordiging geschieden binnen de grenzen van de provincie en het systeem van de apparentering of lijstenverbinding worden ingevoerd.
Vanaf 1900 houden de partijen ook een interne poll om hun kandidaten te plaatsen op de lijsten en wordt de alfabetische rangschikking van de kandidaten niet meer toegepast (versterking van de invloed van de partij t.a.v. de kandidaat-volksvertegenwoordigers).

   c.   Verdeling van de zetels – toepassing systeem D’HONDT.

Het hoofdbureau deelt het stemcijfer (= totaal van geldige stembiljetten voor een lijst) van iedere lijst achtereenvolgens door 1, 2, 3, 4 en 5 enz. en rangschikt de quotiënten in de volgorde van hun belangrijkheid, totdat er voor alle lijsten samen zoveel quotiënten worden bereikt als er leden te kiezen zijn.
De verdeling over de lijsten geschiedt door aan iedere lijst zoveel zetels toe te kennen als har stemcijfer quotiënten heeft opgeleverd, gelijk aan of hoger dan het laatst gerangschikte quotiënt. Dit laatste quotiënt dat recht geeft op een zetel noemt men de kiesdeler.
Voorbeeld :

 

image

 

 

3. De periode van het algemeen enkelvoudig stemrecht (1919 tot heden).

o    Wijzigingen aan de kieswetgeving.

     Met de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht krijgt elke kiezer slechts 1 stem. De leeftijdgrens om kiezer te zijn wordt verlaagd van 25 naar 21 jaar ; in 1981 van 21 naar 18 jaar. Het stemrecht blijft tot 1948 enkel voorbehouden aan mannen ; vanaf 1949 nemen de vrouwen ook deel aan de verkiezingen.
De principes van het algemeen enkelvoudig stemrecht, de verplichte en geheime stemming en de stemming in de gemeente worden opgenomen in de Grondwet.
Door de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht beschikt geen enkele partij nog over een volstrekte meerderheid in het parlement en moeten voortaan coalitieregeringen tussen twee of meer partijen tot stand komen.
     De voorwaarden om lid van de Kamer te kunnen worden, zijn : Belg zijn, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten, 25 jaar oud zijn (21 jaar sinds 1991) en zijn woonplaats in België hebben. Alle Kamerleden worden rechtstreeks verkozen. De verdeling van het aantal Kamerleden over de kieskringen gebeurt in verhouding tot het bevolkingsaantal in ieder kiesgebied.
De voorwaarden om lid van de Senaat te kunnen worden, zijn : Belg zijn, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten, 40 jaar oud zijn, zijn woonplaats in België hebben en een bepaalde belasting betalen of getuigen van een bepaalde capaciteit.
Naast de rechtstreeks gekozen senatoren zijn er ook provinciale senatoren(aangewezen door de provincieraden) en gecoöpteerde senatoren (aangewezen door gekozen en provinciale senatoren). De Senaat moet door zijn samenstelling de gematigde politieke instelling blijven.
De senatoren worden voortaan gekozen voor 4 jaar en terzelfdertijd met de kamerleden.
Tenslotte zijn er ook nog senatoren van rechtswege, dit zijn de kinderen van de Koning vanaf de leeftijd van 18 jaar.

Bij de recente Grondwetsherziening in 1993 zijn de voorwaarden om senator te worden dezelfde als om kamerlid te worden.
De samenstelling en de bevoegdheden van de Senaat zijn afgeslankt en de provinciale senatoren zijn vervangen door de senatoren aangewezen door de gemeenschappen.
     Bij de verkiezingen wordt, naast het behoud van het systeem D’HONDT, ook het stelsel van de lijstenverbinding of apparentering ingevoerd. De kandidaten van een lijst kunnen namelijk een verklaring afleggen dat zij zich, voor wat de verdeling van de zetels betreft, verbinden met kandidaten van andere lijsten die in andere kieskringen worden voorgedragen. De apparentering is echter wel beperkt tot één provincie. Na een eerste verdeling van rechtstreeks toegewezen zetels in elke kieskring, worden in een tweede fase de resterende zetels verdeeld op provinciaal niveau. Hierbij wordt rekening gehouden met het totaal aantal stembiljetten van de verbonden lijsten in de ganse provincie.
     Heden zijn er 150 rechtstreeks gekozen leden van de Kamer. Voor de Senaat zijn er : 40 rechtstreeks gekozen senatoren, 21 gemeenschapssenatoren, 10 gecoöpteerde senatoren en 3 senatoren van rechtswege.

  c.   De aanwijzing van de gekozenen en de opvolgers.
1° – Vanaf de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht (1900) en het algemeen enkelvoudig stemrecht (1919) met evenredige vertegenwoordiging wordt voor de toewijzing van de zetels aan de lijsten het systeem D’HONDT (zie punt 2.c hierboven), alsmede de apparentering (zie punt 3.a hierboven), gebruikt.
– Nadat aan iedere lijst het aantal bekomen zetels is toegewezen, moeten die zetels worden aangewezen aan de kandidaten met de meest behaalde naamstemmen. Deze aanwijzing van de gekozen kandidaten (en opvolgers) is op verschillende wijzen geschied.
– Vanaf 1900 spelen de partijbesturen de belangrijkste rol bij de plaatsing van de kandidaten op de lijst, die niet meer alfabetisch gebeurde maar in de volgorde door het partijbestuur gewenst. De kandidaten die het eerst op de lijst worden geplaatst, worden bevoordeligd doordat de loutere lijststemmen ("kopstem") die bovenaan de lijst worden gegeven, bij overdracht worden toegekend aan de eerstgeplaatste kandidaten bovenop hun eigenlijke naamstemmen (de kiezer die een loutere kopstem geeft, wordt verondersteld te hebben ingestemd met de voorgedragen volgorde van kandidaten).
– Het laatste decennium heeft de wetgever de directe invloed van de kiezer op de aanwijzing van de kandidaten willen vergroten door de kiezer de mogelijkheid te geven om meerdere naamstemmen binnen dezelfde lijst uit te brengen (vanaf 1995) en om bij het uitbrengen van een lijststem èn naamstemmen binnen eenzelfde lijst enkel rekening te houden met de naamstemmen en de lijststem te laten vervallen (voorheen omgekeerd).
– Vanaf 2001 wordt de devolutieve kracht van de lijststemmen of de overdracht van de lijststemmen naar de eerstgeplaatste kandidaten op een lijst beperkt met de helft. Tevens wordt het onderscheid tussen effectieve kandidaten en kandidaat-opvolgers op een lijst afgeschaft en worden de niet-gekozen kandidaten op een lijst als opvolgers aangewezen.
– Vanaf 2003 worden terug aparte kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers ingevoerd en blijft de devolutieve kracht ten voordele van de volgorde van voordracht beperkt met de helft.
– Het verkiesbaarheidscijfer van een lijst is de maatstaf voor een kandidaat om verkozen te worden. Dit cijfer wordt bekomen door het stemcijfer van de lijst (= het totaal aantal geldige stembiljetten van die lijst) te delen door het aantal behaalde zetels, vermeerderd met 1.

De wet van de remmende voorsprong

Geplaatst: 15 juni 2017 in informatica

een voorbeeld….

Wet van de remmende voorsprong of de wet van de stimulerende achterstand is als een voorsprong op een bepaald domein aanleiding kan  zijn om verder nog weinig verbetering op te zoeken. Dat is dan een "rem" op vooruitgang zodat anderen je kunnen voorbijsteken.
Wanneer een bedrijf of een dienstverlener een product met succes aanbiedt, kan in de verleiding groot zijn om enkel op de inkomsten van dat product of die dienst te blijven teren. Concurrenten kunnen dan een nieuw gelijkaardig  product namaken en verder verbeteren. Ze hoeven zelfs de kinderziektes niet meer door te maken. Zo kunnen ze plots een groot deel van de markt overnemen.
Het voorbeeld bij uitstek is het merk NOKIA: markleider in de jaren 90/2000 met – u weet wel – modellen zoals de nokia 3310 en 3410. Tot de smartphone eraan kwam en Nokia de boot van de smartphone compleet miste.
Maar eigenlijk klopt dit niet volledig: Nokia mist niet de smartphone markt, maar die van het touchscreen. Na een mislukt experiment met één toestel in 2004 (de Nokia 7710) wordt het idee terzijde geschoven. Apple laat een paar jaar later zien hoe je met één touchscreen smartphone de markt kan fascineren. Dat de eerste generaties van de iPhone in vergelijking met Nokia’s high-end smartphones tal van beperkingen kennen, staat een pijlsnel stijgende populariteit niet in de weg: het touchscreen met zijn glasheldere interface wint. Niet het enorme aanbod aan verschillende modellen, maar juist de rijke diversiteit aan applicaties op één toestel geeft de doorslag. Geen hardware, maar software. En daarbij: een markt voor muziek en games.
Nokia schakelt veel te laat. Door de jarenlange vanzelfsprekende dominantie van de markt en de niet aflatende hoeveelheid inkomsten groeit met name het middenmanagement uit tot een veelkoppig monster. De verschillende teams werken elkaar vooral tegen. Nokia – al bijna anderhalve eeuw hardwareproducent – wordt opeens gedwongen zich volledig op de ontwikkeling van betere software te storten. Er wordt niet meer samengewerkt: meerdere teams werken aan totaal verschillende platforms. Van het eigen Symbian-platform wordt in allerijl een touchscreen versie op de markt gebracht met de Nokia N97, die in niet geringe mate bijdraagt aan de reputatieschade van het merk. De iPhone wordt voor velen opeens een welkom stabiel alternatief.

In 2009 komt Nokia met een compleet nieuw OS op de N900: Maemo is een al veel volwassener touchscreen OS dat indruk maakt op de kenners en toch snel in de kiem wordt gesmoord.Met het water aan de lippen proberen de Finnen het in 2011 nog één keer met een nieuw platform. Opnieuw zijn vooral de kenners extreem geïnteresseerd in het laatste huzarenstukje: MeeGo. Gebaseerd op Linux moet de Nokia N9 op dit revolutionaire en stabiele multitasking touchscreen OS het bedrijf verzekeren van een nieuwe plaats in de smartphone-toekomst. Maar hoe mooi het ook is, het is te laat. In Nederland wordt de Nokia N9 niet eens meer geïntroduceerd. Stephen Elop – afkomstig van Microsoft – wordt Nokia’s nieuwe CEO. Elop heeft dan al besloten dat Nokia volledig overstapt op Windows Phone.

bontstemmen

Geplaatst: 15 juni 2017 in politiek

Tot de gemeenteraadsverkiezingen van 1976 was ‘bontstemmen’ of ‘panacheren’ toegelaten. Het paradoxale was dat er in die tijd nauwelijks reden was om dat te doen: meestal was de keuze beperkt tot twee lijsten, die zoals de traditie het wilde water en vuur waren.

Het systeem was ook niet waterdicht en bevatte en zwak punt in democratisch opzicht: wanneer de kiezer immers op verschillende lijsten stemde en niet voor evenveel kandidaten stemde als er zetels toe te kennen waren, ‘verwaterde zijn stem tot de verhouding tussen het aantal aangewezen kandidaten en het totaal aantal toe te kennen zetels,’ klinkt het in het kamp van de tegenstanders.

De voorstanders van panacheren daarentegen, onder aanvoering van Vincent Van Quickenborne, zien geen probleem: in zijn wetsvoorstel stelt Q.dat de kiezer de gemeenteraadsverkiezingen niet zozeer als een strijd tussen partijen op basis van ideologie en algemene programma’s beschouwt , maar eerder als zijn gegronde keuze voor goede kandidaten . ‘Het panacheren zou de kiezer de mogelijkheid bieden om zijn voorkeur te uiten voor de personen, die hij het meest bekwaam acht om de gemeente te leiden, ongeacht de lijst waarop de kandidaten staan,’ staat er in de motivatie van het wetsvoorstel te lezen.

Een ander argument dat opgehaald werd is dat het ‘bontstemmen’ de kiezer evenzeer de mogelijkheid biedt om uit te drukken wie hij graag ziet samenwerken in de gemeentelijke beleidsvoering, het zelf samenstellen van het team of beleidsploeg.

En dat verbod op panacheren leidt soms tot kleine drama’s. Wat immers te denken van een man die me oprecht ongelukkig toevertrouwde: ‘X is mijn beste maat en ik kan er niet voor stemmen. Echt stom.’? Dàt vind ik pas een gegronde reden om te kunnen bontstemmen. tot Wat vindt u er van?

Voor alle duidelijkheid, als u  gaat stemmen is panacheren of bontstemmen wel degelijk niet toegelaten. De Gemeentekieswet verbiedt het uitdrukkelijk. Doet u het toch, dan is uw stem helaas ongeldig. En daar wint niemand bij.

In mijn studentenjaren vele jaren les gekregen van deze prof en hoe ouder ik word hoe meer ik hem moet gelijk geven in zijn bittere en scherpe  analyses van en over de Belgische politiek. Dat een zeker cynisme hem toen (jaren 90) al niet vreemd was, begrijp ik nu maar al te goed..Heb me daarom zijn laatste boek aangeschaft: hij ( en hiermee bedoel ik dus de Leuvense politoloog-emeritus Wilfried Dewachter) blijft heerlijk scherp en cynisch zoals in lang vervlogen studententijden…

 

“Een van de paradoxen van de democratie is dat ze zichzelf kan vernietigen”. Die bittere maar juiste bedenking stamt van wijlen Jean-Luc Dehaene. En ze komt meer dan eens terug in het jongste boek van de Leuvense politoloog-emeritus Wilfried Dewachter, die daarin 280 bladzijden lang heftig van leer trekt tegen de “Belgische particratie”. Particratie betekent volgens Van Dale een “door politieke partijen beheerst staatsbestel”.

Hoe ver dat gaat, hoe erg dat is, en vooral hoe levensgevaarlijk voor de democratie, dat wil Dewachter duidelijk maken. Vier decennia lang heeft hij de Belgische politiek professoraal-professioneel geobserveerd en geanalyseerd, en hij is dat ook na zijn emeritaat blijven doen. Als pientere en kritische buitenstaander heeft hij in al die jaren over tal van deelaspecten erg behartenswaardige studies gepubliceerd, al werden die door de ‘gevestigde machten’ (sinds 1968 beter bekend onder de Engelse benaming ‘establishment’) zelden geapprecieerd. Dewachter was nochtans altijd erg bekommerd om wat doorgaans wetenschappelijke objectiviteit heet. Zelden of nooit waagde hij zich aan stellingen die niet op grond van (eigen of ander) onderzoek konden worden aangetoond. Het resultaat was zelden ‘mediageniek’ maar wel onaanvechtbaar.

Alleen heeft zich blijkbaar in die vele jaren van zelf-opgelegde wetenschappelijke ascese een kolossale berg aan ingehouden woede opgehoopt. Want Dewachters jongste boek geeft vooral uiting aan teleurstelling, ergernis en woede over de sluipmoord op de democratie die door de gevestigde partijen is beraamd en systematisch wordt voltrokken.

Ontsporing

Oei ! Dat ruikt naar populisme en anti-politiek. Niet zonder reden waarschuwt de auteur dus meer dan eens dat zijn bittere aanklacht niet gericht is tegen politieke partijen als zodanig. Integendeel: politieke partijen zijn de locomotieven van de democratie; maar … ze kunnen fataal ontsporen. Dat gebeurt wanneer de partijen niet langer de kanalen zijn waardoor de burgers te kennen geven hoe zij de samenleving willen zien evolueren, maar daarentegen doel op zichzelf worden. Dan wordt de kiesgerechtigde burger eerder een lastige – want onvoorspelbare – factor, die zoveel mogelijk buiten spel moet worden gezet.
Nieuw is die kritiek niet. Dat democratie en emancipatie er niet bij gebaat zijn wanneer een organisatie doel wordt in plaats van middel, is al vaak geschreven en nog vaker gebleken. Wie ook maar de geringste ervaring heeft opgedaan met organisaties allerhande wéét wat de Duits-Italiaanse politoloog Robert Michels (al meer dan honderd jaar geleden !) bedoelde met “de ijzeren wet van de oligarchie”. Wat de particratie doet, aldus Dewachter, is in werkelijkheid nog erger. Ze betekent niet zomaar een remmende factor voor de democratie, maar wil die eigenlijk gewoon fnuiken.

In een democratie is het niet meer dan normaal dat partijen hun macht willen handhaven en verstevigen om zo hun programma (waar theoretisch hun kiezers voor gekozen hebben) tenminste gedeeltelijk te verwezenlijken. Maar wanneer partijen doel-op-zich worden, wanneer een handvol partijleiders alleen nog begaan is met het vermeerderen van macht, inkomen en status voor zichzelf en hun paladijnen, dan loopt het mis. Dan wordt het vermijden van risico’s de eerste prioriteit, en zullen ze geneigd zijn eerder elkaar – en dus het particratische systeem – te sparen, ook al moeten ze daarvoor hun programma en kiezers als ‘quantié négligeable’ behandelen. Dan wordt maximaal ingezet op voorspelbaarheid, en moet dus de kiezer – die lastige want onberekenbare moeial – zoveel mogelijk buiten spel worden gezet. Helemaal buiten spel zetten gaat natuurlijk niet, want zonder verkiezingen kan je nu eenmaal moeilijk een particratie in stand houden. Maar de invloed van de kiezer – het kiesvee ! – op de uiteindelijke besluitvorming kan wel systematisch worden beknot.

Onmacht

“Les électeurs s’expriment, et puis on ferme la porte” weet een toppoliticus: de  kiezer deelt de kaarten, maar heeft verder niets te vertellen over het spel dat daarmee wordt gespeeld:  Zelfs dat ‘verdelen van de kaarten’ blijkt erg relatief. Er is allereerst het feit dat een parlementszetel in Vlaanderen veel meer stemmen ‘kost’ dan in Franstalig België. Wanneer de zetels (indien al niet over het hele land dan tenminste per provincie) zouden worden verdeeld à rato van het aantal geldige stemmen zou je al een heel andere verdeling krijgen. Bovendien  rijst hier  levensgroot de ‘erfzonde’ van het Belgische zogenaamde federalisme (dat daardoor eigenlijk een soort confederalisme is geworden, al wil niemand dat gezegd hebben…): de terechte bekommernis om de minderheid te beschermen tegen permanente minorisering heeft ertoe geleid dat in de praktijk een permanent veto-recht is ontstaan, waarbij 17 % van de volksvertegenwoordigers een beslissing van de andere 83 % gewoon kunnen tegenhouden. Die grendel is in het verleden al een paar keer gebruikt, en draagt uiteraard krachtig bij tot het immobilisme dat dit land steeds verder verziekt.
Vervolgens is ook al meer dan voldoende aangetoond dat voor het allergrootste deel niet de kiezers maar de partijleiders bepalen wie uiteindelijk in het parlement komt: dat iemand buiten de ‘nuttige volgorde’ (laat staan op een niet-partijgebonden lijst) een zetel verovert is in de na-oorlogse politieke geschiedenis van België zo goed als nooit gebeurd, en wordt met provinciale kieskringen praktisch helemaal onmogelijk. Opvolgers daarentegen ziet de partijtop graag komen, want die zijn nog volgzamer dan andere parlementsleden; een tekeningetje hoeft daarbij niet te worden gemaakt.

Het parlement is een ‘stemmachine’ geworden, die keurig doet wat de regerende coalitie wil. Punt. Over ‘etische’ thema’s zijn er een paar keer wisselmeerderheden geweest (al dan niet met een ernstige vertrouwenscrisis tot gevolg), maar over sociaal-economische (of, godbetert, ‘communautaire’) thema’s is zoiets alsnog taboe.

Ook het vergroten of verkleinen van kieskringen beperkt de weerslag van stemmenverschuivingen, evenals het waarderen van persoonlijke dan wel lijststemmen, of … de financieringsmechanisme voor partijen. Zo kan deze litanie over de reëel bestaande onmacht van de kiezer nog wel even doorgaan.

Let wel: de kiezer wéét dat. Waar geen opkomstplicht bestaat, doen steeds meer mensen niet eens meer de moeite om nog een stem te gaan uitbrengen “omdat het toch niks uitmaakt”. Maar aangezien in België de partijen onder elkaar hebben beslist om zichzelf (à rato van de behaalde stemmen) rijkelijk te financieren met het geld van de belastingbetaler, moet de opkomstplicht natuurlijk gehandhaafd blijven.

Misprijzen

Zo rijgt Dewachter de bittere bedenkingen aan elkaar, steunend op uiteenlopende onderzoeken, en vooral: rijkelijk geïllustreerd met een weelde aan citaten van top-politici die blijkbaar af en toe in ongebruikelijke openhartigheid erkennen dat de kiezer niets te zeggen heeft. Precies vanwege dat ongegeneerd misprijzen voor  kiezers en verkiezingen – en dus voor de grondslag van de democratie – zijn die citaten niet van aard om de lezer vrolijk te stemmen.

Wie nog ietwat bezorgd is om de toekomst van de politieke democratie kan alleen maar de oprechte  verontwaardiging van de auteur delen. Na lezing van dit ongenadige requisitoir kan er nauwelijks nog twijfel over bestaan: de particratie is het gangreen dat systematisch het hele democratische bestel heeft aangevreten.

Trouwens: zelfs voor dit boek verscheen hebben honderdduizenden kiezers al – vaag, diffuus, zonder wetenschappelijke argumenten – aangevoeld dat er dingen grondig fout zaten en zitten. Dat is zeker één van de verklaringen voor het succes van een partij die zich aandiende als ‘kracht van verandering’ …maar die blijkbaar eerder de staatsfinanciën wil ‘gezondmaken’ dan de democratie.

Dus zal de democratie zichzelf moeten genezen. Maar hoe moet dat in zijn werk gaan ? Van de (traditionele of andere…) partijen valt logischerwijze weinig heil te verwachten: de ontspoorde locomotieven zullen zichzelf niet rechttrekken. Om bij dat beeld te blijven: het zullen dan de reizigers moeten zijn die de hele zaak weer op het juiste spoor zetten. Dat is een immense opdracht. Alleen: hoe die moet worden aangepakt, daarover heeft Dewachter (evenals zijn collega-emeritus Huyse in een hier eerder al besproken boek over de crisis van de democratie) weinig concreets te vertellen.

Helaas staat zijn opgekropte woede bovendien te vaak nuchtere redenering en heldere uiteenzetting in de weg. Een terechte diatribe wordt niet overtuigender omdat je ze vier of vijf keer herhaalt. Erger wordt het wanneer bittere bedenkingen (bijvoorbeeld pro én contra een federale kieskring, samenvallende verkiezingen, of de rechtstreekse verkiezing van een federale regering of EU-Commissie) elkaar tegenspreken, of (wegens volstrekt onrealistisch) de mist ingaan. Dat is bijzonder jammer omdat het afbreuk doet aan de overtuigingskracht van een betoog dat meer dan ooit noodzakelijk is